Opgave voor de geitenhouderij
De geitenhouderij is in Nederland een relatief jonge sector. Vrijwel alle huidige melkgeitenbedrijven zijn gestart in de afgelopen 35 jaar. De toegenomen consumptie van geitenzuivel de afgelopen jaren heeft geleid tot een groei in de productie van geitenmelk. Een hogere productie brengt uiteraard ook meer emissies met zich mee.
De geitenhouderij gebruikt met name energie voor de melkwinning en de koeling van de melk. Er zijn nog diverse vragen over de emissie van broeikasgassen en de rol van het strosysteem in de geitenhouderij. Om de emissies van ammoniak en broeikasgassen uit melkgeitenbedrijven te kwantificeren vinden op dit moment diverse praktijkmetingen plaats. Wageningen University & Research (WUR) doet de metingen naar deze emissies.
In de praktijk
- Helaas, uw cookie-instellingen zijn zodanig dat de Video niet getoond kan worden - pas uw permissie voor cookies aan
In deze video laat geitenhouder Jos Tolboom zien hoe er op zijn bedrijf methaan- en ammoniakuitstoot worden gemeten. Het reduceren van de emissies is een volgende stap en zal voor elk bedrijf maatwerk zijn.
Ongeveer 20-25% van het methaan uit de veehouderij komt vanuit opgeslagen mest. Ongeveer 75-80% van het methaan in de veehouderij komt vrij bij de ademhaling van de koe. Dit maakt dat het verminderen van methaanemissies ook zaak is voor de geitenhouderij. De opgave voor de geitenhouderij is dus vooral om de emissies uit mest te voorkomen.
Lopende metingen
WUR heeft op twee natuurlijk geventileerde geitenbedrijven emissiemetingen uitgevoerd. Net als de meerderheid van de geitenbedrijven in Nederland, houden deze bedrijven de geiten op stro.
Naast stalmetingen is ook de productie van CO2 uit de strobedding gemeten. De productie van CO2 in deze strobedding is relevant voor de bepaling van het ventilatiedebiet.
De meetgegevens worden nu geanalyseerd. Zodra de resultaten bekend zijn, zullen we ze ook hier publiceren. Dit is waarschijnlijk in het eerste kwartaal van 2021.